Op 1 juli a.s. treedt de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen, afgekort de WBTR, in werking. In deze bijdrage zal ik kort ingaan wat het doel en de strekking van deze (nieuwe) wet is en wat de belangrijkste veranderingen zijn die deze wet met zich meebrengt, afgezet tegen de oude (huidige) situatie.
Met de WBTR heet de wetgever beoogd om maatregelen te nemen ter verbetering van de kwaliteit van bestuur en toezicht van stichtingen en verenigingen in (met name) de semi-publieke sector. Diverse incidenten in het verleden met besturen van onder andere zorginstellingen en woningcorporaties – denk aan Rochdale – hebben hiertoe aanleiding gegeven.
De regelingen voor de diverse vormen van rechtspersonen als genoemd in boek 2 Burgerlijk Wetboek (BW), zoals de Stichting, Vereniging en Onderlinge Waarborgmaatschappij worden met de inwerkingtreding van de WBTR meer analoog aan elkaar. Er wordt daarmee aangesloten bij de bestaande regels voor de naamloze vennootschap (NV) en de besloten vennootschap (BV). De WBTR brengt o.a. veranderingen met zich mee met betrekking tot het toezicht, tegenstrijdig belang, aansprakelijkheid en ontslag van bestuurders.
De WBTR zal in bepaalde gevallen een wezenlijke impact hebben voor de praktijkvoering (binnen de organisatie). Het is dan ook van belang om de statuten – het ‘draaiboek’ van de onderneming/organisatie – tegen het licht te houden, zodat kan worden nagegaan op welke onderdelen deze aangepast of aangevuld moeten worden.
Toezicht
Veel stichtingen (en bepaalde verenigingen) hebben op dit moment al een Raad van Toezicht of een ander toezichthoudend orgaan, maar een wettelijke grondslag ontbreekt hiervoor nog. De WBTR biedt een wettelijke grondslag voor alle rechtspersonen om een Raad van Commissarissen / Raad van Toezicht (two-tier board) of een monistisch bestuur (one-tier board) in te stellen. In een one-tier board bestaat het bestuur uit uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders, waarbij de niet-uitvoerende bestuurders toezicht zullen houden op de uitvoerende bestuurders. In een two-tier board is sprake van een separaat toezichthoudend orgaan, zoals een Raad van Commissarissen.
Normstelling
De normstelling voor taakvervulling door bestuurders en commissarissen heeft reeds een wettelijke basis wat betreft de BV en NV. De WBTR zorgt ervoor dat voor de stichting en vereniging de taak en richtsnoer worden toegevoegd aan de bepalingen ten aanzien van de taakvervulling. Immers, ook bestuurders en commissarissen van deze rechtspersonen kunnen geconfronteerd worden met een samenloop van belangen, zodat het aanbeveling verdient deze normstelling een wettelijke basis te geven. Omdat niet alle stichtingen en verenigingen een onderneming drijven, heeft de wetgever opgenomen dat niet alleen naar het belang van de aan de rechtspoon verbonden onderneming dient te worden gehandeld, maar ook naar het belang van haar organisatie.
Tegenstrijdig belang
Voor bestuurders en commissarissen van verenigingen, stichtingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen gaat dezelfde wettelijke regeling over tegenstrijdig belang gelden als voor de NV en de BV. Dit betekent dat een bestuurder niet mag deelnemen aan de beraadslaging én besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de rechtspersoon.
Aansprakelijkheid
De WBTR bevat een bepaling op grond waarvan bestuurders en commissarissen van verenigingen, stichtingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappen in en buiten faillissement aansprakelijk gesteld kunnen worden voor onbehoorlijke taakvervulling. Wanneer het bestuur niet heeft voldaan aan zijn administratie- of publicatieplicht staat onweerlegbaar vast dat sprake is van onbehoorlijk bestuur (of toezicht). Het bestuur kan vervolgens wel weerleggen dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan te voorkomen
Ontslag van bestuurders en commissarissen bij stichtingen
De WBTR brengt een verruiming met zich mee van de gronden waarop een bestuurder van een stichting door de rechter kan worden ontslagen. Daarnaast krijgt de rechter ook meer beoordelingsvrijheid om een om een bestuurder of commissaris van een stichting te ontslaan als een belanghebbende of het Openbaar Ministerie daarom verzoekt.
De WBTR brengt ook gevolgen met zich mee voor het arbeidsrechtelijk ontslag van de bestuurder van een stichting. De stichtingsbestuurder wordt niet meer gelijk getrokken met de positie van de gewone werknemer waarvoor de preventieve ontslagtoets geldt. De WBTR trekt de positie van de stichtingsbestuurder gelijk met de positie van een bestuurder van een BV, NV en coöperatie.
Voor de stichtingsbestuurder gaat er minder ontslagbescherming ontstaan, aangezien de arbeidsovereenkomst niet langer door de rechter hersteld kan worden
Belet- en ontstentenisregeling
Op grond van de WBTR is het voor iedere rechtspersoon verplicht om in de statuten te voorzien in een regeling voor gevallen van belet- (tijdelijke afwezigheid) en ontstentenis (vacature). Indien een dergelijke regeling nog niet is opgenomen in de statuten, is iedere rechtspersoon verplicht dit bij de eerstvolgende statutenwijziging alsnog op te nemen.
Meervoudig stemrecht
De WBTR bevat een beperking van het meervoudig stemrecht, Op grond van de WBTR gaat voor verenigingen, stichtingen, coöperaties en waarborgmaatschappijen (net als dat reeds gold voor de bij de NV en BV) gelden dat een bestuurder niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen.
Dit zijn in het kort de wijzigingen die de WTBR brengt ten aanzien van de reeds bestaande toezichthoudende bepalingen die reeds voor de BV en NV golden.
Mocht U naar aanleiding van dit artikel vragen hebben, bijvoorbeeld met betrekking tot de noodzaak de bestaan de verenigings- of stichtingsstatuten te wijzigen, neem dan gerust contact op met ons kantoor. Wij zijn u graag van dienst.
- Frank Groenendal