Eerder kwam al de conclusie (advies) van de Procureur-Generaal (P-G) van de Hoge Raad naar buiten over mogelijke huurprijsvermindering voor (horeca)bedrijfsruimte in het kader van een door de overheid opgelegde sluiting in verband met de coronapandemie. Dit allemaal naar aanleiding van prejudiciële vragen van een kantonrechter te Roermond, die een (huur)zaak op dat gebied in behandeling heeft.

Nu heeft ook de Hoge Raad, in zijn uitspraak van 24 december 2021, bevestigd dat (bij huurovereenkomsten gesloten vóór 15 maart 2020) de gedwongen overheidssluiting vanwege de coronapandemie een onvoorziene omstandigheid is, welke voor een huurder van bepaalde bedrijfsruimten (bijv. de horeca) tot huurprijsvermindering kan leiden. In rechtsoverweging 3.2.6 van zijn arrest concludeert de Hoge Raad:

“Het antwoord op de derde prejudiciële vraag luidt als volgt. De omstandigheid dat een huurder die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek, als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie de door hem gehuurde 290-bedrijfsruimte niet of slechts in geringe mate kan exploiteren, is bij een huurovereenkomst gesloten voor 15 maart 2020, behoudens concrete aanwijzingen voor het tegendeel, een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in art. 6:258 BW op grond waarvan de rechter de huurovereenkomst kan aanpassen door de huurprijs te verminderen.
Voor nadien gesloten overeenkomsten dient per geval te worden beoordeeld of sprake is van een dergelijke onvoorziene omstandigheid.”

Opvallend aan zijn uitspraak is dat de Hoge Raad de door de overheid opgelegde sluiting (i.v.m. corona) niet aanmerkt als een (huur)gebrek in de zin van de wet (artikel 7:204 BW). Dit in tegenstelling tot de conclusie van de P-G die dat – na een uitgebreide analyse + toelichting – wél als een gebrek in de zin van de wet beschouwt. Voorts is opmerkelijk dat de Hoge Raad haar beslissing m.b.t. huurprijsvermindering in combinatie met onvoorziene omstandigheden niet alleen op horeca-ruimten betrekt, maar ook op overige (290-)bedrijfsruimten. Dit kan in de praktijk betekenen dat ook andere huurders van 290-bedrijfsruimten (buiten de horeca) mogelijk aanspraak zouden kunnen maken op (enige) huurprijsvermindering, in het geval zij door coronamaatregelen (waaronder begrepen overheidshandelen zoals adviezen) de gehuurde bedrijfsruimte niet of slechts in geringe mate kunnen / konden exploiteren. De Hoge Raad biedt in zijn uitspraak tevens een handvat voor de berekening van de huurprijsvermindering, door een rekenmodel te geven.

Wilt u hierover meer weten? Denkt u nog aanspraak te kunnen maken op huurprijsvermindering? Of bent u verhuurder en wordt u met een beroep op huurprijsvermindering geconfronteerd?

Neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.